Skip to content

Latest commit

 

History

History
147 lines (115 loc) · 5.75 KB

redirection.md

File metadata and controls

147 lines (115 loc) · 5.75 KB

R E D I R E C T I O N E N P I P I N G

MSX-DOS 2 kent interessante mogelijkheden voor programma's die de BDOS-calls gebruiken voor input en output. BDOS is een afkorting van Basic Disk Operating System. Alle CP/M-programma's (en dat zijn er nogal wat!), de meeste commando's en MSX-DOS programma's werken met de BDOS. Dat betekent dat ze niet al te snel zijn (op 3.58 MHz dan), maar wel met redirection en pipelining kunnen werken.

Allereerst moet je dan wel iets weten van het volgende onderwerp:

D E V I C E S

Devices, of voor de puristen onder ons apparaatnaman, zijn invoer- of uitvoermethodes. Ik zal ze kort omschrijven: CON Uitvoer naar het beeldscherm en invoer van het toetsenbord. NUL Geen invoer en geen uitvoer. Handig om het scherm leeg te houden. PRN Invoer en uitvoer naar de printer. LST Idem. AUX Dit is met ADDAUX.COM, een programma van DOS2-tools van ASCII te gebruiken als invoer van de RS-232C poort en uitvoer naar de RS-232C poort. Alleen de standaard interface werkt hiermee. Dus geen aangepast modem zonder de RS-232C ROMs.

R E D I R E C T I O N

MSX-DOS kan ervoor zorgen dat de standaard input- en outputroutines van de BDOS niet met het scherm en het toetsenbord werken, maar met (tekst)files of andere devices dan CON. Door een van de symbolen <, > of >> toe te voegen achter een filenaam zal de invoer en uitvoer niet via CON verlopen, maar op een andere wijze: < Dit zorgt ervoor dat de input van een commando/file veranderd wordt. De erop volgende filenaam/device zal dan de input van het toetsenbord vervangen.

De uitvoer van een commando zal gestuurd worden naar de filenaam die erop volgt. De file wordt opnieuw geopend, als die al bestaat, en er zal dus helemaal aan begin begonnen worden met de uitgevoerde tekst.

De uitvoer zal naar de filenaam gestuurd worden gestuurd. Het bestand zal dan gewoon blijven bestaan, de uitgevoerde tekst zal ACHTER het bestand komen.

De redirection-symbolen zullen worden opgevangen door DOS2. Ze zullen niet worden gebruikt door het commando. Het is evenwel ook uit te zetten d.m.v. het enironment item REDIR. Standaard staat dit op ON. Maar met SET REDIR=OFF kun je toch de redirection (en pipelining) tekens gebruiken voor een commando. Dan kun je logischerwijze geen redirection of pipelining meer gebruiken.

Voorbeelden:

COPY A:. B:>NUL Eigenlijk is dit natuurlijk alleen handig bij 2 drives. Want de melding om van disk te wisselen zal ook niet op het scherm worden afgedrukt.

Ook kun je heel makkelijk een directory afdrukken: DIR/W>PRN

B A T C H F I L E S

Als de in- of uitvoer van een batchfile geredirectioned is, zal die redirection betrekking hebben op alle commando's in die batchfile. Alleen de commando's in de batchfile die al een redirection hebben zullen niet volgens de batch-direction werken. Even een voorbeeldje: Het batchbestand TEST.BAT:

ECHO Deze tekst wordt naar de printer gestuurd.>PRN ECHO Het is nog onbekend waar deze tekst komt.

Bij het intikken van TEST>NUL zal "Deze tekst wordt naar de printer gestuurd." op papier komen te staan, als de printer er is, online staat en er papier in zit. En "Het is nog onbekend waar deze tekst komt." zal gewoon "verdwijnen".

P I P E L I N I N G

Het is niet alleen mogelijk om de in- en output van een commando naar een device of file te sturen, maar ook om de uitvoer van het ene commando naar een ander commando te "pipen".

Met deze optie zijn diverse leuke dingen te bedenken. Zoals een programma wat het aantal letters, woorden, regels en pagina's telt.

Piping wordt aangeduid met het symbool |. Het commando dat links van | staat zal eerst worden uitgevoerd, en de uitvoer daarvan zal worden doorgevoerd naar de invoer van het commando achter |. De outvoer van het eerste commando zal in een file worden gezet, die dan door de invoer van het 2e commando zal worden gelezen.

De naam van die file is %TEMPxxx.$$$ waarbij xxx een getal is dat ervoor zorgt dat er niet 2 tempfiles dezelfde naam krijgen (zolang er natuurlijk niet meer dan 1000 temp-files zijn natuurlijk). De plaats van de files wordt aangeduid door het environment item TEMP. Het is aan te raden om hiervoor de RAMdisk te gebruiken, omdat de file wordt aangemaakt, gelezen en weer gewist. En dat alles merk je bijna niet met een RAMdisk. Met een gewone diskdrive natuurlijk wel. Bij harddisk-gebruik kan er natuurlijk ook een TEMP-directory voor worden aangemaakt.

B A T C H F I L E S

Het is niet mogelijk om pipelining rechtstreeks met batchfiles te gebruiken. Maar het is wel mogelijk om een batchfile te starten met COMMAND2.COM, de batchfile komt dan achter COMMAND2 en zal dan gewoon werken als een .COM-file. Noot: Elke keer dat COMMAND2.COM opnieuw wordt gestart kost dat 1,5 kB van het TPA-geheugen, het geheugen dat MSX-DOS programma's gebruiken en zo'n 55 kB groot is.

Voorbeelden:

ECHO Y|DEL A:.>NUL Nu zal Y worden ingevoerd bij de vraag of alle file gewist moeten worden van drive A:. Die vraag zal daarbij ook nog eens niet op het scherm verschijnen door de redirection naar het NUL-device. Dit is wel nog te UNDELeten, en het zal geen subdirectory's beschadigen. Maar veel gemener is:

ECHO Y|FORMAT d:>NUL En vul voor d: maar een drive in. Harddisks kunnen zo (gelukkig (helaas?)) niet geformatteerd worden, daarvoor is immers FDISK noodzakelijk.

Zie voor meer voorbeelden de tekst over MSX-DOS 2.31. (Ook interessant voor mensen zonder een FS-A1GT!)

Kasper Souren