forked from NorfairKing/kansrekenen-notities
-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
oefeningen.tex
756 lines (726 loc) · 34.4 KB
/
oefeningen.tex
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
\documentclass[main.tex]{subfiles}
\begin{document}
\chapter{Oefeningen}
\label{cha:oefeningen}
\section{Kansruimten}
\label{sec:kansruimten}
\begin{oef}
Een bepaalde vorm van kanker (in het beginstadium) treft 3 Belgen op
1000. Men heeft een zeer betrouwbare maar dure test ontwikkeld die
deze vorm van kanker moet opsporen: niet- getroffen personen
reageren positief op de test in 5\% van de gevallen (vals
alarm). Slechts 2\% van de personen die deze vorm van kanker hebben
in zijn beginstadium, reageren negatief (niet-detecteren van de
kanker). Is het rendabel voor de staat om elke Belg te testen?\\\\
We beginnen met definities van notatie:
\begin{itemize}
\item Als we willekeurig een Belg kiezen is de kans $\frac{3}{1000}$ dat die kanker heeft: $P(K) = \frac{3}{1000}$.
\item Als we een Belg zonder kanker testen is de kans $\frac{5}{100}$ dat de test postief uitslaagt: $P(P|G) = \frac{5}{100}$.
\item Als we een Belg met kanker testen is de kans $\frac{2}{100}$ dat de test negatief uitslaagt: $P(N|K) = \frac{2}{100}$.
\item We zoeken nu de kans dat een Belg kanker heeft, gegeven dat de test positief uitslaagt: $P(K|P)$
\end{itemize}
Merk eerst op dat de kans dat een test enkel positief op negatief kan uitslaan, en een belg enkel al dan niet kanker kan hebben.
\[ P(P) + P(N) = 1 \wedge P(K) + P(G) = 1 \]
Er is dus ook het volgend verband:\stref{st:rekenregel-afhankelijkheid-partitie}
\[ P(P|\ \cdot) + P(N|\ \cdot) = 1 \wedge P(K|\ \cdot) + P(G|\ \cdot) = 1 \]
Hierna kunnen we de wet van de totale kans gebruiken:
\[
\begin{array}{rl}
P(P)
&= P(K)P(P|K) + P(G)P(P|G)\\
&= P(K)(1-P(N|K) + (1-P(K))P(P|G)\\
&= \frac{3}{1000}\left(1-\frac{2}{100}\right) + \left(1-\frac{3}{1000}\right)\frac{5}{100}\\
&= 5.279 \% \\
\end{array}
\]
We gebruiken de stelling van Bayes\stref{st:bayes} om $P(K|P)$ te berekenen.
\[
\begin{array}{rl}
P(K|P)
&= \frac{P(K)P(P|K)}{P(K)P(P|K) + P(G)P(P|G)}\\
&= \frac{P(K)\left(1-P(N|K)\right)}{P(K)\left(1-P(N|K)\right) + (1-P(K))P(P|G)}\\
&= \frac{\frac{3}{1000}\left(1-\frac{2}{100}\right)}{\frac{3}{1000}\left(1-\frac{2}{100}\right) + \left(1-\frac{3}{1000}\right)\frac{5}{100}}\\
&= 5.567 \%
\end{array}
\]
\end{oef}
\begin{oef}
Er wordt een vraag gesteld en je mag kiezen tussen $m$ antwoorden waarvan er \'e\'en het juiste antwoord is. De kans dat je het antwoord weet, is gelijk aan $p$. Toon aan dat de voorwaardelijke kans dat je het antwoord wist, gegeven dat je juist geantwoord hebt, gelijk is aan $x$:
\[ x = \frac{mp}{mp + 1 - p} \]
\begin{proof}
Definities:
\begin{itemize}
\item Noem $P(J)$ de kans dat je de vraag juist had.
\[ P(J) + P(F) = 1 \]
\item Noem $P(W)$ de kans dat je het antwoord wist.
\[ P(W) + P(N) = 1 \]
\item Veronderstel dat, wanneer je het antwoord niet weet, je altijd wilekeurig gokt en het anders altijd juist hebt.
\[ P(J|W) = 1 \]
\end{itemize}
Omdat je willekeurig gokt wanneer je het antwoord niet weet, is het volgende ook gegeven:
\[ P(J|N) = \frac{1}{m} \]
We zoeken nu $P(W|J)$.
We gebruiken hiervoor de stelling van Bayes:
\[
\begin{array}{rl}
P(W|J)
&= \frac{P(W)P(J|W)}{P(W)P(J|W) + P(N)P(J|N)}\\
&= \frac{p}{p + (1-p)\left(\frac{1}{m}\right)}\\
&= \frac{mp}{mp + 1-p}\\
\end{array}
\]
\end{proof}
\end{oef}
\begin{oef}
Zij $\Omega = \{1,2,3,4,5,6\}$.
Beschouw $C= \{\{1,2,3,4\},\{3,4,5,6\}\}$ en zij $\sigma(C)$ de $\sigma$-algebra voortgebracht door $C$.
Bepaal $\sigma(C)$.\\\\
$\emptyset$ en $\Omega$ moeten zeker tot $\sigma(C)$ behoren.\deref{de:sigma-algebra}\stref{st:lege-verzameling-in-sigma-algebra}
\[ \{\emptyset, \Omega\} \subset \sigma(C)\]
Het complement van alle elementen in $C$ moet tot $\sigma(C)$ behoren.
\[ \{ \{5,6\},\{1,2\}\} \subset \sigma(C) \]
De unie en de doorsnede van elke twee elementen in $C$ moet tot $\sigma(C)$ behoren.
\[ \{3,4\} \in \sigma(C) \]
\[ \{1,2,5,6\} \in \sigma(C) \]
\[ \sigma(C) = \{ \{1,2\},\{3,4\},\{5,6\},\{1,2,3,4\},\{3,4,5,6\},\{1,2,5,6\},\{1,2,3,4,5,6\} \} \]
\end{oef}
\begin{oef}
Zij $\Omega = \{1,2,3,4,5,6\}$.
Noem $\mathcal{A} = \mathcal{P}(\Omega)$.
Beschouw $P$:
\[
P:\ \mathcal{A} \rightarrow \mathcal{R}:\
\left\{
\begin{array}{rcl}
\emptyset &\mapsto &0\\
\{1\} &\mapsto &\frac{r}{6}\\
\{2\} &\mapsto &\frac{6-r}{6}\\
\{i\} &\mapsto & 0 \text{ met } i \in \{3,4,5,6\}\\
A &\mapsto &\sum_{x \in A} P(x)\\
\end{array}
\right.
\]
Is $P$ een kansmaat?\\\\
Ja:
\begin{proof}
We gaan de definierende eigenschappen van een kansmaat af:
\begin{itemize}
\item $P(\Omega) = \frac{r}{6} + \frac{6-r}{6} = 1$
\item $\forall A \in \mathcal{A}:\ P(A) \ge 0$
\item De laatste eigenschap geldt vanuit de definitie van $P$.
\end{itemize}
\end{proof}
\end{oef}
\begin{oef}
Twee studenten spreken af om samen te gaan eten in de Alma ergens tussen 12u en 13u. Op
de dag zelf vergeten ze echter het exacte tijdstip van deze afspraak. Onderstel dat beiden nu
lukraak arriveren tussen twaalf en \'e\'en en dat ze slechts $10$ minuten aan de ingang blijven staan
wachten totdat de andere persoon eventueel opdaagt. Wat is de kans dat ze op deze manier
samen de Alma binnengaan?
\begin{figure}[H]
\centering
\begin{tikzpicture}
\draw[->] (0,0) -- (6.1,0) node[right] {$x$};
\draw[->] (0,0) -- (0,6.2) node[above] {$y$};
\draw (0,6) -- (6,6) node {};
\draw (6,0) -- (6,6) node {};
\draw (0,1) -- (5,6) node {};
\draw (1,0) -- (6,5) node {};
\filldraw[thick,fill=green!80!black,fill opacity=0.4] (0,0) -- (1,0) -- (6,5) -- (6,6) -- (5,6) -- (0,1) -- cycle;
\end{tikzpicture}
\caption{Het universum}
\end{figure}
Noem $x\in \interval{0}{60}$ de aankomsttijd van de eerste student.
Noem $y\in \interval{0}{60}$ de aankomsttijd van de tweede student.
De gebeurtenis waarin de twee studenten elkaar tegenkomen noemen we $A$ en duiden we aan op de grafiek.
\[ A = \{ (a,b) \mid |a-b| \le 10 \}\]
We berekenen de gevraagde kans nu als de verhouding van de oppervlakken.
\[ P(A) = 1 - \frac{\frac{2\cdot 50 \cdot 50 }{2 \cdot}}{60\cdot 60} = \frac{11}{36} \]
\end{oef}
\begin{oef}
Beschouw een blad met parallelle lijnen op afstand $d$ van elkaar.
Gooi lukraak een naald van lengte $L$ (veronderstel $L < d$) op het blad.
Wat is de kans dat de naald minstens \'e\'en van de evenwijdige lijnen snijdt?
\begin{figure}[H]
\centering
\begin{tikzpicture}[scale=2]
\draw (0,0) -- (3,0);
\draw (0,2) -- (3,2);
\draw[<->] (.1,0) -- (.1,2) node[left] {$d$};
\draw (1,.5) -- (2,2) node[above] {$\frac{L}{2}$};
\draw (1,1.25) -- (2,1.25);
\draw[->] (1.75,1.25) arc (0:30:.5cm);
\draw (1.75,1.30) node[right] {$\alpha$};
\end{tikzpicture}
\end{figure}
We definieren eerst $\Omega$:
\[ \Omega = \left\{ (a,\alpha) \mid a \in \interval[open right]{0}{d} \wedge \alpha \in \interval[scaled, open right]{-\frac{\pi}{2}}{ \frac{\pi}{2}} \right\} \]
\begin{figure}[H]
\centering
\begin{tikzpicture}[scale=2]
\draw[->] (-pi/2,0) -- (pi/2+0.1,0) node[right] {$ \alpha $};
\draw[->] (0,0) -- (0,2.1) node[above] {$d$};
\draw (-pi/2,0) -- (-pi/2,2) node {};
\draw (pi/2,0) -- (pi/2,2) node {};
\draw (-pi/2,2) -- (pi/2,2) node {};
%\draw[scale=1,domain=-pi/2:pi/2,smooth,variable=\al,red] plot ({\al},{1.8*abs(sin(deg(\al)))});
%\draw[scale=1,domain=-pi/2:pi/2,smooth,variable=\al,blue] plot ({\al},{1.8-1.8*abs(sin(deg(\al)))});
\filldraw[thick,fill=green!80!black,opacity=.4] (-pi/2,0) -- plot [domain=-pi/2:pi/2] ({\x},{1.8/2*abs(sin(deg(\x)))}) -- (pi/2,0) -- cycle;
\filldraw[thick,fill=green!80!black,opacity=.4] (-pi/2,2) -- plot [domain=-pi/2:pi/2] ({\x},{2-1.8/2*abs(sin(deg(\x)))}) -- (pi/2,2) -- cycle;
\end{tikzpicture}
\caption{Het universum}
\end{figure}
De gebeurtenis dat een naald een lijn overlapt is aangeduid.
Het is de unie van het deel van het universum waar $a \ge d-\frac{L}{2}\sin(\alpha)$ geldt en het deel waar $a \le \frac{L}{2}\sin(\alpha)$ geldt.
\[ \left\{ (a,\alpha) \mid (a, \alpha) \in \Omega) \wedge a \ge d-\frac{L}{2}\sin(\alpha) \vee a \le \frac{L}{2}\sin(\alpha) \right\}\]
We berekenen de oppervlakte van het gekleurde deel dus als volgt:
\[ 1-2\left(\int_{0}^{\frac{\pi}{2}} d-\frac{L}{2}\sin(\alpha)\ d\alpha- \int_{0}^{\frac{\pi}{2}}\frac{L}{2}\sin(\alpha)\ d\alpha \right) = \frac{2L}{\pi d} \]
\end{oef}
\begin{oef}
Een vaas bevat $5$ rode en $10$ zwarte ballen.
Trek lukraak een bal uit de vaas en noteer de kleur.
Na elke trekking wordt de bal teruggelegd en wordt er \'e\'en extra bal van dezelfde kleur toegevoegd.
Beantwoord de volgende vragen:
\begin{itemize}
\item Gegeven dat de eerste $n$ ballen allemaal zwart zijn, bereken de kans dat de $n+1$-ste bal ook zwart is en bereken de limiet:
\[ \lim_{n \rightarrow +\infty}P(Z_{n+1}|Z_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) \]
\item Gegeven dat de tweede tot en met de $n+1$-ste bal allemaal zwart zijn, bereken de kans dat de eerste getrokken bal zwart was en bereken de limiet:
\[ \lim_{n \rightarrow +\infty}P(Z_{1}| Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1}) \]
\end{itemize}
Voor de trekking zijn er $5$ rode en $10$ en zwarte ballen.
Wanneer er $r$ rode en $z$ zwarte ballen zijn is de kans $p$ dat er een zwarte bal getrokken word als volgt te berekenen:
\[ p = \frac{z}{z+r} \]
\begin{itemize}
\item Na $n$ zwarte ballen zijn er $10+n$ zwarte ballen en nog steeds $5$ rode ballen.
\[ P(Z_{n+1}|Z_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) = \frac{10+n}{5+10+n} = \frac{10+n}{15+n} \]
\[ \lim_{n \rightarrow +\infty}P(Z_{n+1}|Z_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) = \lim_{n \rightarrow +\infty}\frac{10+n}{15+n} = 1 \]
\item
Bekijk eerst ook nog de vorige situatie waarbij de eerste bal rood is:
\[ P(R_{1}) = \frac{5}{15}\]
\[ P(Z_{2} | R_{1}) = \frac{10}{6+10} \]
\[ P(Z_{n+1}|R_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) = \frac{10+(n-1)}{6+10+(n-1)} = \frac{9+n}{15+n} \]
Gebruik dan zo'n beetje elke rekenregel.
\[
\begin{array}{rl}
P(Z_{1}| Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})
&= \frac{P(Z_{1}\cap Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})}{P(Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})}\\
&= \frac{P(Z_{1})P(Z_{2}|Z_{1})P(Z_{3}|Z_{2}\cap Z_{1}) \cdot\ \dotsb\ \cdot P(Z_{n+1}|Z_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) }{P(Z_{1} \cap Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})+P(R_{1} \cap Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})}\\
&= \frac{\prod_{i=1}^{n}\frac{10+i}{15+i} }{\prod_{i=1}^{n}\frac{10+i}{15+i}+P(R_{1} \cap Z_{2} \cap Z_{3} \cap \dotsb \cap Z_{n+1})}\\
&= \frac{\prod_{i=1}^{n}\frac{10+i}{15+i} }{\prod_{i=1}^{n}\frac{10+i}{15+i}+\frac{5}{15}\prod_{i=1}^{n}\frac{9+i}{15+i}}\\
&= \frac{\prod_{i=1}^{n}\frac{10+i}{15+i} }{\frac{10+n}{10}\prod_{i=1}^{n}\frac{9+i}{15+i}+\frac{5}{15}\prod_{i=1}^{n}\frac{9+i}{15+i}}\\
&= \frac{\frac{10+n}{10}\prod_{i=1}^{n}\frac{9+i}{15+i} }{\left(\frac{10+n}{10}+\frac{5}{15}\right)\prod_{i=1}^{n}\frac{9+i}{15+i}}\\
&= \frac{\frac{10+n}{10}}{\left(\frac{10+n}{10}+\frac{5}{15}\right)}\\
&= \frac{10+n}{500+50n}\\
\end{array}
\]
\[ \lim_{n \rightarrow +\infty}P(Z_{n+1}|Z_{1} \cap Z_{2} \cap \dotsb \cap Z_{n}) = \lim_{n \rightarrow +\infty}\frac{10+n}{500+50n} = 1 \]
\end{itemize}
\end{oef}
\section{Stochastische veranderlijken}
\label{sec:stoch-verand}
\begin{oef}
Om naar de campus te komen moet ik de bus nemen in het station van Leuven. De wachttijd (in minuten) heeft dichtheidsfunctie: $f$
\[
f: \mathbb{R} \rightarrow \mathbb{R}:\ x \mapsto
\left\{
\begin{array}{rl}
\frac{c}{5}x & \text{ als } x\in \interval[open right]{0}{5}\\
c \left(2-\frac{1}{5}x\right) & \text{ als } x\in \interval[open right]{5}{10}\\
0 & \text{ elders }
\end{array}
\right.
\]
\begin{itemize}
\item Bepaal $c$ zodat $f$ een dichtheidsfunctie is.\\
Opdat $f$ een dichtheidsfunctie zou zijn moet de volgende integraal $1$ zijn.
\[
\begin{array}{rl}
\int_{-\infty}^{+\infty}f(x)\ dx
&= \int_{0}^{10}f(x)\ dx \\
&= \int_{0}^{5}\frac{c}{5}\ dx + \int_{5}^{10}c\left(2-\frac{1}{5}\right)\ dx\\
&= \frac{25c}{10} + 10c - \frac{75c}{10}\\
&= \frac{50c}{10}
\end{array}
\]
$c$ moet dus $\frac{1}{5}$ zijn.
De functie is dus de volgende:
\[
f: \mathbb{R} \rightarrow \mathbb{R}:\ x \mapsto
\left\{
\begin{array}{rl}
\frac{x}{25} & \text{ als } x\in \interval[open right]{0}{5}\\
\frac{2}{5}-\frac{1}{25}x & \text{ als } x\in \interval[open right]{5}{10}\\
0 & \text{ elders }
\end{array}
\right.
\]
\item Wat is de kans dat de totale wachttijd ten hoogste drie minuten is?
\[
\begin{array}{rl}
P(X \le 3)
&= \int_{-\infty}^{3}f(x)\ dx\\
&= \int_{0}^{3}\frac{x}{25}\ dx\\
&= \frac{9}{50}
\end{array}
\]
\item Wat is de kans dat de totale wachttijd ten hoogste acht minuten is?
\[
\begin{array}{rl}
P(X \le 8)
&= \int_{-\infty}^{8}f(x)\ dx\\
&= \int_{0}^{5}\frac{x}{25}\ dx + \int_{5}^{8}\left(\frac{2}{5}-\frac{1}{25}x\right)\ dx\\
&= \frac{25}{50} + \frac{6}{5} - \frac{39}{50}\\
&= \frac{23}{25}
\end{array}
\]
\item Wat is de kans dat de totale wachttijd tussen drie en acht minuten ligt\\
\[ P(3 \le X \le 8) = P(X \le 8) - P(X \le 3) = \frac{23}{25}-\frac{9}{50} = \frac{37}{50} \]
\item Wat is de kans dat de totale wachttijd kleiner is dan twee minuten of groter is dan zes\\
minuten?
\[
\begin{array}{rl}
P(X \le 2 \vee X \ge 6)
&= \int_{-\infty}^{2}f(x)\ dx + \int_{6}^{+\infty}f(x)\ dx\\
&= \int_{0}^{2}\frac{x}{25}\ dx + \int_{6}^{10}\left(\frac{2}{5}-\frac{1}{25}x\right)\ dx\\
&= \frac{1}{50}\left[x^{2}\right]_{0}^{2} + \frac{2}{5}\left[x\right]_{6}^{10}-\frac{1}{50}\left[x^{2}\right]_{6}^{10}\\
&= \frac{4}{50} + \frac{8}{5} - \frac{100 -36}{50}\\
&= \frac{2}{5}
\end{array}
\]
\end{itemize}
\end{oef}
\begin{oef}
Aan een bepaalde universiteit zijn er voor het tweede jaar burgerlijk-ingenieur $350$ studenten ingeschreven.
Bij het begin van het academiejaar worden ze door lottrekking ingedeeld in $11$ groepen: $10$ groepen (genummerd van $1$ tot en met $10$) van dertig studenten en $1$ groep (groepsnummer $11$) van $50$ studenten.
\begin{itemize}
\item E\'en van de studenten is Jan. Noem $X$ de grootte van de groep waarin deze student terecht komt.
$X$ kan je aanzien als een toevalsvariabele.
Bepaal $E[X]$.\\\\
Jan kan ofwel in een groep met $30$ studenten terecht komen, ofwel in een groep met $50$ studenten.
\[ P(X=30) = \frac{10\cdot 30}{10 \cdot 30 + 1 \cdot 50} = \frac{300}{350} \quad\text{ en }\quad P(X=50) = \frac{1\cdot 50}{10 \cdot 30 + 1 \cdot 50} = \frac{50}{350} \]
We kunnen nu $E[X]$ bepalen:
\[ E[X] = 30 \cdot \frac{300}{350} + 50 \cdot \frac{50}{350} = \frac{11500}{350} = 32.85... \]
\item Men beschikt verder over $11$ assistenten: eveneens door lottrekking wordt aan ieder een groep toegewezen.
Noem $Y$ de grootte van de groep die aan de oudste assistent wordt toegekend.
Bepaal $E[Y]$.\\\\
De oudste assistent kan eveneens ofwel aan een groep van $30$ studenten, ofwel aan een groep met $50$ studenten toegekend worden.
\[ P(Y=30) = \frac{10}{11} \quad\text{ en }\quad P(X=50) = \frac{1}{11} \]
We kunnen nu $E[Y]$ bepalen:
\[ E[Y] = 30\frac{10}{11} + 50\frac{1}{11} = \frac{350}{11} = 31.81... \]
\end{itemize}
\end{oef}
\begin{oef}
Omdat het verkeer tussen twee steden $A$ en $B$ vaak gehinderd wordt door voertuigen die in panne staan, besluit de plaatselijke overheid maatregelen te nemen door een vliegende brigade van automecaniciens op te richten.
Deze wil men laten opereren vanuit een basisstation ergens tussen de twee steden in (zeg in een punt $b$), zodat de gemiddelde verplaatsing van het nog op te richten station tot de bestuurder in panne minimaal is op lange termijn.
Hierbij is het zo dat het volgende kansmodel de plaats $X$ tussen de $2$ steden waar een panne optreedt, het best weergeeft:
\[
f_{X}(x) =
\left\{
\begin{array}{rl}
\frac{x}{2} & \text{ als } 0 \le x \le 2\\
0 & \text{ elders }
\end{array}
\right.
\]
Ter informatie: stad $A$ bevindt zich in de oorsprong en stad $B$ in het punt met als $x$-co\"ordinaat $2$.
Bovendien komt $1$ eenheid overeen met $10$ kilometer.
Er zijn nu twee zinvolle manieren denkbaar om uitdrukking te geven aan de verplaatsing die telkens moet gebeuren, namelijk: $|X-b|$ of $(X-b)^{2}$.
Werken met $X-b$ is immers niet aangewezen aangezien je in dat geval een negatieve afstand kan uitkomen.
\begin{itemize}
\item Vindt $b \in \interval{0}{2}$ zodat $E[|X-b|]$ minimaal wordt.
Bereken vervolgens $F_{X}(b)$.
\[
\begin{array}{rl}
E[|X-b|]
&= \int_{-\infty}^{+\infty}f_{X}(x)\ dx\\
&= \int_{0}^{2}|x-b|\frac{x}{2}\ dx\\
&= \int_{0}^{b}(b-x)\frac{x}{2}\ dx + \int_{b}^{2}(x-b)\frac{x}{2}\ dx\\
&= \frac{1}{2}\left(\int_{0}^{b}(bx-x^{2})\ dx + \int_{b}^{2}(x^{2}-bx)\ dx\right)\\
&= \frac{1}{2}\left(\int_{0}^{b}bx\ dx-\int_{0}^{b}x^{2}\ dx + \int_{b}^{2}x^{2}\ dx-\int_{b}^{2}bx\ dx\right)\\
&=\frac{1}{2}\left(\frac{1}{2}[x^{2}]_{0}^{b}-\frac{1}{3}[x^{3}]_{0}^{b} + \frac{1}{3}[x^{3}]_{b}^{2}-\frac{1}{2}[x^{2}]_{b}^{2}\right)\\
&= \frac{1}{2}\left(\frac{1}{2}b^{2}-\frac{1}{3}b^{3} + \frac{1}{3}(8-b^{3})-\frac{1}{2}(8-b^{2})\right)\\
&= \frac{4}{3} + b - \frac{b^{3}}{6}\\
\end{array}
\]
\[
\begin{array}{cc}
\frac{d}{db}\left(\frac{4}{3} + b - \frac{b^{3}}{6}\right) &= 0\\
1 - \frac{b^{2}}{2} &= 0\\
2 - b^{2} &= 0\\
|b| &= \sqrt{2}\\
\end{array}
\]
$E[|X-b|]$ is dus minimaal wanneer $b=\sqrt{2}$ geldt.
We berekenen tenslotte $F_{X}(b)$ als volgt:
\[ F_{X}(b) = \frac{b}{2} =\frac{\sqrt{2}}{2} \]
\item Bereken $E[X]$.
\extra{oefening}
\item Vindt vervolgens $b \in \interval{0}{2}$ zodat $E[(X-b)^{2}]$ minimaal wordt.
\extra{oefening}
\end{itemize}
\end{oef}
\begin{oef}
Veronderstel dat $n$ studenten, waaronder jezelf en een vriend(in), lukraak achter elkaar worden gezet.
Noem $Y$ het aantal mensen dat tussen jullie twee in staat. $Y \
in \{ 0,1,\dotsc,n-2 \}$.
Bewijs $E[Y] =\frac{n-2}{8}$.
\begin{proof}
We bekijken eerst de mogelijkheden:
\begin{itemize}
\item Het totaal aantal manieren om $n$ mensen op een rij te zetten is $P_{n}=n!$.
\item Het aantal manieren waarop we kunnen staan met $0$ mensen ertussen is $2(n-1) \cdot P_{n-2}$.
\item Het aantal manieren waarop we kunnen staan met $1$ persoon ertussen is $2(n-2) \cdot P_{n-2}$.
\item Het aantal manieren waarop we kunnen staan met $i$ mensen ertussen is $2(n-1-i) \cdot P_{n-2}$.
\end{itemize}
De factor stamt van het feit dat je jezel en je vriend(in) kan omwisselen, de factor $(n-1-i)$ komnt van het aantal plaatsen waar de groep met (en tussen) jou en je vrien(in) kan staan en de factor $P_{n-2}$ komt van het aantal manieren dat de andere mensen kunnen staan.
\[
\begin{array}{rl}
E[Y]
&= \sum_{i=0}^{n-2}i \cdot \frac{\left( 2(n-1-i) \cdot P_{n-2} \right)}{n!}\\
&= \sum_{i=0}^{n-2}i \cdot \frac{\left( 2(n-1-i) \cdot (n-2)! \right)}{n!}\\
&= \frac{2(n-2)!}{n!}\sum_{i=0}^{n-2}i \cdot (n-1-i)\\
&= \frac{2(n-2)!}{n!}\sum_{i=0}^{n-2}(in- i-i^{2})\\
&= \frac{2(n-2)!}{n!}\left(\sum_{i=0}^{n-2}in- \sum_{i=0}^{n-2}i-\sum_{i=0}^{n-2}i^{2}\right)\\
&= \frac{2(n-2)!}{n!}\left((n-1)\sum_{i=0}^{n-2}i-\sum_{i=0}^{n-2}i^{2}\right)\\
&= \frac{2(n-2)!}{n!}\left((n-1)\frac{n(n-1)}{2}-\frac{n(n-1)(2(n-1)+1)}{6}\right)\\
&= \frac{2(n-1)!}{n!}\left(\frac{n(n-1)}{2}-\frac{n(2(n-1)+1)}{6}\right)\\
&= \frac{2n!}{n!}\left(\frac{(n-1)}{2}-\frac{(2(n-1)+1)}{6}\right)\\
&= \frac{3(n-1)-(2(n-1)+1)}{3}\\
&= \frac{n-2}{3}\\
\end{array}
\]
\end{proof}
\begin{proof}
Alternatief:\\
Noem $X_{i}$ het aantal mensen in groep $G_{i}$:
\begin{itemize}
\item $G_{1}$: de mensen tussen jullie.
\item $G_{2}$: de mensen links van beide.
\item $G_{3}$: de mensen links van beide.
\end{itemize}
Elk van de $n-2$ mensen komt in \'e\'en van de drie groepen terecht en met dezelfde kans.
\[ E(X_{1}) = E(X_{2}) = E(X_{3}) \]
Bovendien geldt $X_{1}+X_{2}+X_{3}= n-2$.
\[ n-2 = E(X_{1}+X_{2}+X_{3}) \]
\[ n-2 = E(X_{1})+E(X_{2})+E(X_{3}) \]
\[ n-2 = 3E(X_{1}) \]
\[ \frac{n-2}{3} = E(X_{1}) \]
\end{proof}
\end{oef}
\begin{oef}
Een kandidaat neemt deel aan een quiz waarbij opeenvolgende vragen gesteld worden. Hij mag
naar de volgende ronde overstappen als hij $50$ vragen juist beantwoord heeft. Om aan een saldo
van $50$ juiste antwoorden te komen, mag de kandidaat zich hoogstens $4$ keer vergissen. Bereken
de kans dat de kandidaat in de volgende ronde raakt, als men veronderstelt dat de kans om een
goed antwoord te geven $0.9$ bedraagt.\\\\
Noem $X$ het aantal keer dat de kandidaat zich vergist voordat hij $50$ juiste antwoorden geeft.
$X$ is dat negatief binomiaal verdeeld.
\[ X \sim NB(r=50,p=0.9) \]
We zoeken nu de volgende kans:
\[ P(X \le 4) = P(X=0) + P(X=1) + P(X=2) + P(X=3) + P(X=4) \]
\formularium{Binomiaalverdeling}{$P(X=k) = \binom{k+r-1}{k}p^{r}(1-p)^{k}$}
\[
\begin{array}{l}
= \binom{49}{0}(0.9)^{50} + \binom{50}{1}(0.9)^{50}(0.1) + \binom{51}{2}(0.9)^{50}(0.1)^{2} + \binom{53}{3}(0.9)^{50}(0.1)^{3} + \binom{54}{4}(0.9)^{50}(0.1)^{4}\\
= \cdots\\
= 0.361447
\end{array}
\]
\end{oef}
\begin{oef}
Het aantal eieren dat door een vogel gelegd wordt, is Poisson verdeeld met parameter $\lambda$.
De kans dat een ei voor het uitbroeden vernietigd wordt, is $p$.
Zoek de kans dat geen enkel ei uitgebroed wordt.\\\\
Noem $X$ het aantal eieren dat gelegd worden.
\[ X \sim P(\gamma) \]
Noem $Y$ het aantal eieren dat uitgebroed worden.
\[ Y | X = n \sim B(n,p) \]
We zoeken nu de kans $P(Y=0)$, maar we kennen enkel $Y|X=n$, niet $Y$.
\[ P(Y=0) = \sum_{k=0}^{+\infty}P(Y=0|X=k)P(X=k) \]
\formularium{Poissonverdeling}{$P(X=k) = e^{-\lambda}\frac{\lambda^{k}}{k!}$}
\formularium{Binomiaalverdeling}{$P(Y=k|X=n)=\binom{n}{k}p^{k}(1-p)^{n-k}$}
\[
\begin{array}{rl}
P(Y=0)
&= \sum_{k=0}^{+\infty}P(Y=0|X=k)P(X=k)\\
&= \sum_{k=0}^{+\infty}\binom{k}{0}p^{k}(1-p)^{k-k}e^{-\lambda}\frac{\lambda^{k}}{k!}\\
&= \sum_{k=0}^{+\infty}\frac{p^{k}\lambda^{k}e^{-\lambda}}{k!}\\
&= e^{-\lambda} \sum_{k=0}^{+\infty}\frac{(p\lambda)^{k}}{k!}\\
&= e^{-\lambda} e^{px}\\
&= e^{-\lambda(1-p)}\\
\end{array}
\]
\formularium{Formules bovenaan}{$e^{k} = \sum_{k=0}^{\infty}\frac{x^{k}}{k!}$}
\end{oef}
\begin{oef}
Veronderstel dat de snelheid van auto's op een bepaald stuk weg normaal verdeeld is. Men
heeft experimenteel bepaald dat $5\%$ van de auto's trager dan $100$ km/u rijdt en dat $20\%$ van de
auto's sneller dan $130$ km/u rijdt. Hoeveel procent van de auto's gaat sneller dan $145$ km/u?\\\\
Noem $X$ de snelheid van een auto.
We gaan ervan uit dat $X$ normaal verdeeld is:
\[ X \sim N(\mu,\sigma^{2}) \]
We hebben de volgende gegevens over $X$...
\[ P(X \le 100) = 0.05 \text{ en } P(X > 130) = 0.2 \]
... en zoeken de volgende kans:
\[ P(X > 145) \]
Omdat $X$ normaal verdeeld is, gelden deze kansen ook voor de $Z$-scores van deze snelheden.
\[
\left\{
\begin{array}{rcl}
P(X \le \frac{100-\mu}{\sigma}) &=& 0.05\\
P(X \le \frac{130-\mu}{\sigma}) &=& 1-0.2\\
\end{array}
\right.
\]
\tabel{Standaard normale verdeling}{De waarde waarvoor $P(X \le a) = 0.05$ geldt is $a=-1.645$ (Onthoudt, de tabel is symmetrisch rond $0$.) en de waarde waarvoor $P(X \le b)$ geldt is $b=0.84$.}
\[
\left\{
\begin{array}{rcl}
\frac{100-\mu}{\sigma} &=& -1.645\\
\frac{130-\mu}{\sigma} &=& 0.84\\
\end{array}
\right.
\quad\longrightarrow\quad
\left\{
\begin{array}{rl}
\mu &= 119.859\\
\sigma &= 12.072\\
\end{array}
\right.
\]
We kunnen nu de gevraagde kans berekenen:
\[ P(X > 145) = 1-P(X \ge 145) = 1-P\left(Z \le \frac{145-119.859}{12.072}\right) = 1-P(Z\le 2.082) = 0.019 \]
\tabel{Standaard normale verdeling}{De waarde in de tabel bij $2.082$ is $0.981$.}
\end{oef}
\begin{oef}
Een lognormale verdeling wordt voorgesteld als model om de $SO_{2}$ concentratie boven een bos te beschrijven.
Stel dat de $SO_{2}$ concentratie gemiddelde $1.9$ en standaardafwijking $0.9$ heeft.
Wat is de kans dat de concentratie op een gegeven moment tussen $5$ en $10$ ligt?\\\\
Noem $X$ de $SO_{2}$ concentratie boven het bos.
Noem $Y=\ln(X)$.
We zoeken de volgende kans:
\[ P( 5 \le X \le 10) \]
We berekenen $\mu_{Y}$ en $\sigma_{Y}$ vanuit $\mu_{X}$ en $\sigma_{X}$:\\
\formularium{Lognormale verdeling}{$\mu_{X} = e^{\mu_{Y} + \frac{\sigma_{Y}^{2}}{2}}$ en $\sigma_{X}^{2} = e^{2\mu_{Y} + \sigma_{Y}^{2}}\left(e^{\sigma_{Y}^{2}}-1\right)$}
\[
\left\{
\begin{array}{rl}
\mu_{X} &= e^{\mu_{Y} + \frac{\sigma_{Y}^{2}}{2}}\\
\sigma_{X}^{2} &= e^{2\mu_{Y} + \sigma_{Y}^{2}}\left(e^{\sigma_{Y}^{2}}-1\right)\\
\end{array}
\right.
\quad\longrightarrow\quad
\left\{
\begin{array}{rl}
\mu_{X} &= 0.5407\\
\sigma_{X} &= 0.4499\\
\end{array}
\right.
\]
We kunnen de gezochte kans nu berekenen:
\[ Y \sim N(\mu_{Y}=0.5407,\sigma_{Y}^{2}=0.4499^{2}) \]
\[ P( 5 \le X \le 10) = P(\ln(5) \le Y \le \ln(10) \]
\[ = P\left( \frac{\ln(5)-\mu_{Y}}{\sigma_{Y}} \le Z \le \frac{\ln(10)-\mu_{Y}}{\sigma_{Y}}\right) = P\left( Z \le \frac{\ln(10)-\mu_{Y}}{\sigma_{Y}}\right) - P\left(Z \le \frac{\ln(5)-\mu_{Y}}{\sigma_{Y}}\right) \]
\[ = P( Z \le 3.9161) - P(Z \le 2.3755) \]
\tabel{Standaard normale verdeling}{De waarde in de tabel bij $3.9161$ staat er niet in, dus we nemen $0.999$ en de waarde in de tabel bij $2.3755$ is $0.991$.}
\[ = 0.999 - 0.991 = 0.008 \]
\textcolor{red}{Foute oplossing: gemiddelde en standaardafwijking slaan op $X$, niet op $\ln(X)$!\\
Noem $X$ de $SO_{2}$ concentratie boven het bos.
$X$ is lognormaal verdeeld:
\[ \ln(X) \sim N(\mu=1.9,\sigma^{2}=0.9^{2}) \]
We zoeken de volgende kans:
\[ P( 5 \le X \le 10) \]
We weten dat de logaritmische functie ongelijkheden behoudt (want ze is stijgend):
\[ P\left( \ln(5) \le \ln(X) \le \ln(10)\right) \]
We gebruiken dat $X$ lognormaal verdeeld is:
\[ P\left( \ln(5) \le \ln(X) \le \ln(10)\right) = P\left( \frac{\ln(5) - 1.9}{0.9} \le Z \le \frac{\ln(10) - 1.9}{0.9} \right)\]
\[
= P\left(Z \le \frac{\ln(10) - 1.9}{0.9}\right) - P\left( Z \le \frac{\ln(5) - 1.9}{0.9} \right)
\]
\[
= P\left(Z \le 0.4473 \right) - P\left( Z \le -0.3228 \right)
\]
\tabel{Standaard normale verdeling}{De waarde in de tabel bij $0.4473$ is $0.67$ en de waarde bij $-0.3228$ is $0.375$.}
\[
= 0.67 - 0.37 = 0.3
\]
}
% http://www.wolframalpha.com/input/?i=P%285+%3C%3D+X+%3C%3D+10%29+with+X+lognormal+mu%3D1.9+sigma%3D0.9
\end{oef}
\begin{oef}
Een kleine maatschappij die pendelvluchten verzorgt, vliegt met vliegtuigjes waarin plaats is voor maximaal $8$ personen.
De maatschappij heeft vastgesteld dat in het hoogseizoen de kans dat een passagier die een ticket gekocht heeft niet opdaagt voor de vlucht $0.1$ is.
Voor elke lucht verkoopt de maatschappij tickets aan de eerste $10$ mensen die bestellen.
Er kunnen op de luchthaven zelf geen tickets gekocht worden.
De kans op $k$ verkochte tickets is als volgt:
\begin{center}
\begin{tabular}[H]{c|ccccc}
$k$ & $6$ & $7$ & $8$ & $9$ & $10$\\
\hline
kans & $0.3$ & $0.3$ & $0.25$ & $0.1$ & $0.05$\\
\end{tabular}
\end{center}
Bereken de kans dat het aantal passagiers dat voor een vlucht effectief komt opdagen groter is
dan het aantal beschikbare plaatsen.\\\\
Noem $X$ het aantal verkochte tickets en $Y$ het aantal passagiers dat komt opdagen voor een vlucht.
\[ Y|X=n \sim B(n,p=0.9) \]
We zoeken de volgende kans:
\[ P( Y \ge 8) \]
De maatchappij verkoopt nooit meer dan $10$ tickets, dus we kunnen deze kans als volgt berekenen.
\[ P(Y \ge 8) = P(Y=9) + P(Y=10) \]
Aangezien we enkel iets weten over $Y|X=n$, zullen we de wet van totale kans moeten gebruiken:
\formularium{Binomiaal verdeling}{$P(Y=k|X=n) = \binom{n}{k}p^{k}(1-p)^{n-k}$}
\[
\begin{array}{rl}
P(Y = 9)
&= \sum_{k=0}^{10}P(Y=9|X=k)\\
&= P(Y=9|X=9)P(X=9) + P(Y=9|X=10)P(X=10)\\
&= 0.9^{9}0.1 + \binom{10}{9}(0.9)^{9}(0.1)^{1}(0.05)\\
&= 0.9^{9}0.1 + 10(0.9)^{9}(0.1)^{1}(0.05)\\
&= 0.058113\\
\end{array}
\]
\[
\begin{array}{rl}
P(Y = 10)
&= \sum_{k=0}^{10}P(Y=10|X=k)\\
&= P(Y=10|X=10)P(X=10)\\
&= 0.9^{10}(0.05)\\
&= 0.017434\\
\end{array}
\]
\[ P(Y \ge 8) = P(Y=9) + P(Y=10) = 0.058113 + 0.017434 = 0.076 \]
\end{oef}
\section{Bivariate verdelingen}
\label{sec:bivar-verd}
\begin{oef}
De gezamenlijke dichtheidsfunctie van $(X,Y)$ is gegeven door $f_{X,Y}(x,y)$:
\[
f_{X,Y}(x,y) =
\left\{
\begin{array}{rl}
C \text{ als } (x,y) \in S\\
0 \text{ elders}
\end{array}
\right\}
\]
$S \subset \mathbb{R}^{2}$ is hierin gegeven als volgt:
\[ S = \{(x,y) \mid x\in \interval{0}{4} \wedge y \in \interval{3x^{2}}{12x} \]
Bepaal $C$ zodat $f_{X,Y}(x,y)$ een dichtheidsfunctie is.\\\\
Opdat $f_{X,Y}(x,y)$ een dichtheidsfunctie zou zijn, moet de integraal over het universum op $1$ uitkomen:
\[
\begin{array}{rl}
\iint_{\mathbb{R}^{2}}f_{X,Y}(x,y)\ dx\ dy
&= \int_{0}^{4}\int_{3x^{2}}^{12x}C\ dx\ dy\\
&= C\int_{0}^{4}\left[ y \right]_{3x^{2}}^{12x}\ dx\\
&= C\int_{0}^{4}\left( 12x - 3x^{2} \right)\ dx\\
&= C\left( 12\int_{0}^{4}x \ dx - 3\int_{0}^{4}x^{2} \ dx\right)\\
&= C\left( 6\left[ x^{2} \right]_{0}^{4} - \left[x^{3}\right]_{0}^{4} \right)\\
&= C\left( 6 \cdot 16 - 64 \right)\\
&= 32C \\
\end{array}
\]
$C$ moet dus $\frac{1}{32}$ zijn.
\end{oef}
\begin{oef}
De luchtvervuiling in de omgeving van een scheikundige fabriek wordt gemeten.
Noem $X$ de pollutiegraad per genomen staal wanneer de zuiveringsinstallatie niet werkt en $Y$ de pollutiegraad wanneer deze wel werkt.
De gezamenlijke kansdichtheid van $X$ en $Y$ is gegeven door $f_{X,Y}(x,y)$:
\[ f_{X,Y}(x,y) = kxy \text{ voor } x \in \interval[open]{0}{2}, y \in \interval[open]{0}{1}, 2y < x \]
Elders is $f_{X,Y}(x,y)$ gelijk aan nul.
\begin{itemize}
\item Bepaal $k\in \mathbb{R}$ zodat $f_{X,Y}$ een dichtheidsfunctie is.\\
De integraal van $f_{X,Y}$ over heel het universum moet $1$ zijn opdat het een dichtheidsfunctie zou zijn.
\[
\begin{array}{rl}
\iint_{\mathbb{R}^{2}}f_{X,Y}(x,y)
&= \int_{0}^{2}\int_{0}^{\frac{x}{2}}kxy\ dx\ dy\\
&= \frac{k}{2} \int_{0}^{2}\left[ xy^{2}\right]_{0}^{\frac{x}{2}}\ dx\\
&= \frac{k}{2} \int_{0}^{2}\frac{x^{3}}{4}\ dx\\
&= \frac{k}{32} \left[ x^{4}\right]_{0}^{2}\\
&= \frac{k}{32} 16\\
&= \frac{k}{2}\\
\end{array}
\]
$\frac{k}{2}$ moet $1$ zijn, dus $k$ moet $2$ zijn.
\item Bepaal de marginale dichtheidsfuncties.\\
Volgens de wet van de totale kans kunnen we eenvoudig de marginale dichtheidsfuncties berekenen:
\[
\begin{array}{rl}
f_{X}(x)
&= \int_{\mathbb{R}}f_{X,Y}\ dy\\
&= \int_{0}^{\frac{x}{2}} kxy\ dy\\
&= \frac{kx}{2} \left[ y^{2} \right]_{0}^{\frac{x}{2}}\\
&= \frac{kx^{3}}{8}\\
\end{array}
\]
\[
\begin{array}{rl}
f_{Y}(y)
&= \int_{\mathbb{R}}f_{X,Y}\ dx\\
&= \int_{2y}^{2} kxy\ dx\\
&= \frac{ky}{2} \left[ x^{2} \right]_{2y}^{2}\ dx\\
&= 2ky(1-y^{2})\\
\end{array}
\]
\item Bepaal $f_{X|Y}$ en $f_{Y|X}$.\\
\[ f_{X|Y}(x|y) = \frac{f_{X,Y}(x,y)}{f_{Y}(x)} = \frac{kxy}{2ky(1-y^{2})} = \frac{x}{2(1-y^{2})} \text{ als } x\in \interval[open]{2y}{2} \wedge y \in \interval[open left]{0}{1} \]
\[ f_{Y|X}(y|x) = \frac{f_{X,Y}(x,y)}{f_{X}(y)} = \frac{8kxy}{kx^{3}} = \frac{8y}{x^{2}} \text{ als } y \in \interval[open]{0}{2} \]
\end{itemize}
\end{oef}
\begin{oef}
Stel $X$ het aantal klanten in een winkel die wachten op het inpakken van hun geschenkjes.
$X$ heeft mogelijke uitkomsten $0$, $1$, $2$, $3$, of $4$ met bijbehorende kansen $0.1$, $0.2$, $0.3$, $0.25$, $0.15$.
Een willekeurig gekozen klant moet $1$, $2$ of $3$ geschenkjes laten inpakken met respectievelijke kans $0.6$, $0.3$ en $0.1$.
Stel $Y$ het totaal aantal pakjes dat ingepakt moeten worden voor de klanten in de wachtrij.
Veronderstel dat het aantal pakjes dat voor elke klant ingepakt moet worden, onafhankelijk is van het aantal van de andere klanten.
Bepaal de volgende kansen:
\[ P(X=3 \cap Y=3) \quad \text{en} \quad P(X=4 \cap Y=11) \]
Noem $X$ het aantal klanten die wachten, $Y$ het totaal aantal pakjes dat moet verpakt worden en $K_{i}$ het aantal pakjes van de $i$-de klant.
We kennen $P(K_{i} = k)$ en $P(X = x)$.
\begin{itemize}
\item
Als er $3$ klanten zijn is er maar \'e\'en mogelijkheid: elke klant heeft \'e\'en pakje om te laten inpakken:
\[ P(Y=3|X=3) = P(K_{1}=1 \cap K_{2}=1 \cap K_{3}= 1) \]
We weten bovendien dat het aantal pakjes dat ingepakt moet worden voor elke klant, onafhankelijk is van elkaar.
\[ = P(K_{1}=1) P(K_{2}=1) P(K_{3}= 1) = P(K_{1} = 1)^{3} = 0.6^{3} = 0.216 \]
We kunnen nu de gevraagde kans berekenen:
\[ P(X=3 \cap Y=3) = P(Y=3|X=3)P(X=3) = 0.6^{3} 0.25 = 0.054 \]
\item
Als er $11$ klanten zijn, zijn er vier gelijkaardige mogelijkheden.
$3$ klanten wachten elk op $3$ pakjes en \'e\'en klant wacht op $2$ pakjes.
\[ P(Y=11|X=4) = 4P(K_{i}=3)^{3}P(K_{i}=2) = 4(0.1)^{3}(0.3) \]
We kunnen dan de gevraagde kans berekenen:
\[ P(X=4 \cap Y=11) = P(Y=11|X=4)P(X=4) = 4(0.1)^{3}(0.3)(0.15) = 0.00018 \]
\end{itemize}
\end{oef}
\begin{oef}
Gegeven de volgende kansverdeling:
\[
P(X=k_{1},Y=k_{2}) =
\left\{
\begin{array}{cl}
\frac{1}{3} & \text{ als } (k_{1},k_{2}) \in \{(0,0),(1,-1),(1,1)\}\\
0 & \text{ elders}
\end{array}
\right.
\]
Bewijs dat $Corr(X,Y)$ gelijk is aan nul maar dat $X$ en $Y$ niet onderling onafhankelijk zijn.
\begin{proof}
De formule voor een correlatie gaat als volgt:
\[ Corr(X,Y) = \frac{Cov(X,Y)}{\sqrt{Var[X]Var[Y]}} \]
\[ Var[X] = E[X^{2}] - E[X]^{2} \]
\[ Cov(X,Y) = E[XY] - E[X]E[Y] \] We berekenen dus eerst enkele
verwachtingswaarden:
\[ E[X] = \frac{1}{3}\left(0+1-1\right) = 0 \]
\[ E[Y] = \frac{1}{3}\left(0+1+1\right) = \frac{2}{3} \]
\[ E[XY] = \frac{1}{3}\left(1\cdot (-1) + 1 \cdot 1\right) = 0 \]
We kunnen besluiten dat $Corr(X,Y)$ nul zal zijn:
\[ Corr(X,Y) = \frac{Cov(X,Y)}{\sqrt{Var[X]Var[Y]}} = \frac{E[XY] - E[X]E[Y]}{\sqrt{Var[X]Var[Y]}} = \frac{0}{\sqrt{Var[X]Var[Y]}} = 0 \]
\end{proof}
\end{oef}
\end{document}
%%% Local Variables:
%%% mode: latex
%%% TeX-master: t
%%% End: